woensdag 26 december 2012

Passage uit mijn fantasymanuscript!

Na zijn dood steeg Patrick op uit zijn lichaam. Hij keek naar beneden en zag zijn lijf roerloos op bed liggen. Hij zag zijn vader naast zijn levenloze lichaam zitten en Amanda in een hoek van de kamer staan. Hij steeg zijn ouderlijk huis uit, hoger en hoger,  tot ver boven het wolkendek. Toen was het gitzwart om hem heen, op een aantal heldere sterren na. Nog nooit had hij die zo dichtbij kunnen bekijken. Letterlijk ademloos staarde hij in hun schitterende flonkering en voer hij verder naar boven, zich nog niet bewust van de uiterlijke veranderingen die hij had ondergaan. Hij steeg verder het donker in totdat hij opeens een opening in al dat zwart zag waar iets doorheen begon te schijnen.
De opening was in het begin nauwelijks noemenswaardig, een kleine kier met een streepje wit licht. Maar naarmate hij dichterbij kwam opende de kier zich, de helften schoven als deuren ieder naar één kant.
Patrick keek met verbazing hoe de straal breder werd en naar hem begon te reiken. Likkende dikke witte slierten dwongen hem in de richting van de gapende  opening en hij voelde zich langzaam worden meegevoerd.
Hij keek naar beneden en zag dat de aarde nog maar de grootte van een sinaasappel had. Met een reusachtige schok zag hij opeens de sterren dwars door zijn lichaam heen schijnen want hij was zo glazig als een raam en zo delicaat als een elfje.
Tegelijk moest hij wennen aan het nieuwe gevoel in zijn merkwaardig nieuwe gedaante . Eigenlijk was er helemaal geen gevoel, er was niets anders waar te nemen dan…beweging. Alles fladderde, sluierde, zinderde en leek los om hem heen te drijven. Hij kon zichzelf niet goed aanraken, zijn zinderende vingers graaiden dwars door zijn borst in het luchtledige.
Intens geschokt over het besef dat hij echt dood was, dreef hij verder richting de inmiddels immens wijde opening in het dak van het heelal.
Waar was hij naar onderweg? Wat was er achter de opening?
Plotseling werd er van alle kanten naar hem gegrepen in duistere onzichtbaarheid.
Er werd gegraaid en geklauwd en op de één of andere manier konden deze aanrakingen hem wel bereiken zodat Patrick wilde gillen van angst maar er kwam geen geluid uit zijn mond, al wat hem ontsnapte was een sliert ijskoude rook.
Achter de deuren lag de vreemdste wereld die hij ooit had gezien. De mist overheerste en het heldere, lokkende, witte licht verdween. Het grijs domineerde, geen kleuren waren er te bekennen en geen vorm kon hij onderscheiden.
Had Patrick nog een adem gehad dan hield hij deze scherp in.
Hij onderscheidde in de verte vele vreemde geestachtige wezens die langzaam dichterbij zweefden, uit de mist opdoken en hem omringden.
Ze zagen er allemaal anders uit en toch hadden ze één ding gemeen: kleine rode lichten schenen zwak uit de donkere holle kassen waar voorheen ogen hadden gezeten. Het enige kleurrijke tussen al het grijs. Hij probeerde de grijpende klauwen van zich af te schudden, trachtte zijn sliertarmen om zich heen te slaan maar faalde jammerlijk.
‘Breng hem naar Tar!’ hoorde Patrick roepen.
De roep kreeg bijval uit alle hoeken. Er klonken meer stemmen, hoge, lage, zachte en harde door elkaar heen die herhaaldelijk schreeuwden: ‘Breng hem naar Tar!’
De mist klonterde samen, werd nog massief grijzer en Patrick had geen idee waar ze hem naar toe voerden. Hij verzette zich weer hevig maar gaf het al gauw op daar hij geen schijn van kans had tegen de sterke krachten die hem omringden.
En opeens week de mist uiteen en de spookachtige wezens vervaagden of doken langzaam naar opzij en de figuur die op een troon van harde koude steen zat deed Patrick wensen dat hij nog leefde en de hand van zijn vader kon grijpen. 

©Anke Portenge




dinsdag 25 december 2012

Onze voetstappen (gedicht)

Miljoenen voeten
maken miljoenen stappen
over de aarde, onze wereld
op paden, wegen of het zand
tot aan de voordeur in je land

Miljoenen voeten
maken miljoenen stappen
nog te gaan door levenden
reeds gezet door doden
langs zachte oevers en graszoden

Miljoenen voeten
maken miljoenen stappen
altijd maar komend, altijd gaand
en elke dag komen er velen bij
want al die stappen zetten wij

©Anke




woensdag 19 december 2012

Verhalenvertellers (Gedicht)

Verhalenvertellers
vertellen verhalen
aan gulle luisteraars
in warme zalen

Over koude avonden
en slagharde regen
over warme haardvuren 
en monden die zwegen

Over gezwollen harten
en verlangende ogen
over zoekende vingers
die stil bewogen

Over prille liefde
en broos geluk
over jonge harten
voor altijd stuk. 

©Anke


maandag 17 december 2012

Gevolgen van pesten? Maak kinderen bewuster.

Dit stuk tekst kwam ik een paar weken geleden onder ogen op facebook. Het greep me aan en ik denk dat dit een bijzonder integere manier is om kinderen te laten voelen wat pesten bij iemand doet. Ik vind dat deze tekst zo veel mogelijk op basisscholen en ook op hogere scholen verspreid en in de praktijk gebracht moet worden:

'Een onderwijzeres in New York onderwees haar klas over de gevolgen van pesten. Ze gaf hen de volgende opdracht. Ze gaf alle kinderen in de klas een stuk papier en zei hen het te verfomfaaien, het te verkreukelen, er een prop van te maken, het op de grond te gooien en er op te stampen. Kortom er echt een puinhoop van te maken, maar het niet te verscheuren. De kinderen vonden dat wel een leuke opdracht en deden hun best het blad zo veel mogelijk te verkreukelen. Toen kregen ze de opdracht om het papier voorzichtig weer open te vouwen, zodat het niet scheurde en het weer glad te strijken. Ze liet hen zien hoeveel littekens en vuil het papier was geworden. Toen zei ze de klas dat ze tegen het papier moesten zeggen dat het hen speet dat ze het zo verkreukeld hadden.


...Maar hoe vaak ze ook zeiden dat het hen speet en hoe ze hun best ook deden om de kreukels weer uit het papier te halen, het lukte hen niet om het blad in de vorige gladde staat terug te krijgen. Ze wees haar leerlingen op alle littekens die ze achter lieten. En dat die littekens nooit meer zullen verdwijnen, hoe hard ze ook probeerden ze te repareren. Dat is wat er gebeurt als een kind een ander kind pest. 

Je kan zeggen dat het je spijt, je kan proberen het weer goed te maken, maar de littekens zijn er en die blijven. Mensen van 80 kunnen nu nog navertellen hoe ze op de lagere school gepest werden. 
De gezichten van de kinderen in de klas vertelden haar dat haar boodschap was overgekomen.'


Helaas is de schrijver mij onbekend. Wie het weet mag het zeggen :-)

Lieve groeten van Anke


dinsdag 11 december 2012

Niet gek, voor een nepperd!

Vorig jaar stond ik bij een welbekend tuinwarenhuis te blauwbekken van de kou om samen met mijn zoon de kerstbomen te keuren. Niet dat mijn kind het koud had, welnee, hij huppelde warm rond me heen en vond ze allemaal even mooi. Maar wat schrok ik van die prijzen! Ik besloot direct voor een kleinere te gaan dan vorig jaar en in een flits dacht ik aan de kunstkerstboom die al 5 jaar stof ligt te vergaren in de gangkast. Sinds de geboorte van die kleine vond ik ‘een echte boom’ leuker.
Maar zoals altijd legden de vriendelijke ‘tuinmannen’ de echte boom in de auto, dat moet gezegd worden. Niettemin was ik weer opgelucht dat de klep dicht kon. Helaas moest ik de stekeligheid nog van de auto het huis in krijgen en voordat we goed en wel met versieren konden beginnen zat ik weer helemaal onder de rode kriebelbultjes door de hars en naalden, ken je dat?  

Dus dit jaar breekt de grote kersboomversierdag aan en tijdens het ontbijt vertel ik tegen mijn jongen dat we dus die nepkerstboom in de gangkast hebben.  Maar hij hoort het woordje ‘nep’ niet. Met enige achterdocht vraagt hij: ‘Staat er een kerstboom in de kast?!’
Voor ik hem kan tegenhouden schiet hij uit zijn stoel en rent naar de gang.
‘Waar dan mama?’
Inmiddels sta ik naast hem en knip het licht in de kast aan. ‘De doos ligt daar!’
Hij tuurt en kruipt de kast in. ‘Het ruikt hier raaaaaar,’ roept hij.
Ik glimlach. ‘Ja, een beetje muf,’ bevestig ik.
‘Ik zie hem niet hoor!’ Mijn zoon klinkt verhit.
‘Dat komt omdat hij in een doos zit en ik hem eerst in elkaar moet zetten,’ leg ik uit.
‘In elkaar zetten?’ herhaalt hij en kijkt hoe ik andere spullen uit de kast sjouw om daarna de grote kartonnen doos te pakken waar het om gaat.
‘Zit ie daar in?’ vraagt hij ongelovig als er even later een kei van een doos tevoorschijn komt.
‘Ja, lach ik, hier zit ie in, maf he?’ Ik veeg de druppeltjes zweet van mijn bovenlip. Bloedheet is het in de gangkast omdat daar ook alle verwarmingsleidingen langs de muren naar boven lopen. En eerlijk gezegd ben allang blij dat ik geen nest met van die monsterlijke zilvervisjes ben tegengekomen.

 Wanneer ga je de kerstboom in elkaar zetten mama?’ vraagt mijn zoon en toen: ‘En mag ik eens voelen?’
‘Nou, als ik je zo naar school heb gebracht ga ik eraan beginnen en ja voel maar hoor.’
‘Aaaaach….mag ik er niet bijzijn?’ Hij stort zich op de stoffige doos en voelt met zijn vingers aan een paar neptakken. ‘Ieuw! Wat vies en hij stinkt!’ Met opgetrokken neus is zijn interesse voor de kunstkerstboom direct weg. Komt wel goed, denk ik berustend.
Wat later neurie ik met de kerstmuziek mee, de boom in elkaar. Het gaat lekker en als laatste hang ik er een slinger gekleurde lichtjes in. Tevreden bekijk ik het eindresultaat.
Niet gek voor een nepperd, denk ik.
Als mijn zoon uit school komt moet ik bijna zijn onderkaak opvangen omdat deze anders tot op de grond openvalt. ‘Mama!!’ roept hij. ‘Ik dacht dat ie heel anders zou zijn!’
‘Hoe dan?’ vraag ik met ingehouden lach.
‘Nou…veel kleiner….en stinkend en niet mooi…ooooh die lichtjes, zooooo mooi!’
Verrukt loopt hij erom heen en begint vervolgens enthousiast in de kerstdozen te zoeken.
Hij bekijkt de ballen, sterren, kerstmannetjes, engeltjes en de andere versiersels uitgebreid voordat hij voor al het moois een plekje in de boom zoekt.  Dat de boom van kunst is, lijkt hem niets meer te kunnen schelen. Want het is bijna kerst! En we hebben een kerstboom die hij gaat versieren. 
Dat is voor hem het enige dat nu telt. En zo is dat.




dinsdag 4 december 2012

Griezelverhaal: 'De kleine kermiswagen'

Dit verhaal is mijn eerste publicatie in een papieren boek: 'Griezelen' ISBN 978-94912-47-44-6 van uitgever Jaylen-Books, kijk voor meer informatie of bestelmogelijkheden op: Jaylen-Books.


Nora hoort de golven van de zee en voelt de zeewind langs haar gezicht strijken.
Ze wrijft de tranen uit haar ogen. Het lijkt alsof er helemaal niets is gebeurd, alsof Jacques even weg is en straks terugkomt.
Ze zakt slap in het zand, misselijk van verdriet en keert opeens haar maag om. Na de suikerspin heeft ze niets meer gegeten en het zuur brandt in haar keel. Ze laat zich achterover vallen in het duinzand en voelt de schrijnende wanhoop omdat niemand haar gelooft. De wereld is niet meer hetzelfde.
Ze veegt haar mond af en komt beverig overeind. Ze knijpt haar ogen halfdicht en tuurt naar de duintop. In de verte branden de lichtjes van het reuzenrad.
Dan neemt Nora een besluit en zet koers naar de wit schuimende branding.
Voor de laatste keer denkt ze terug aan wat er is gebeurd.

Twee uur eerder
‘Noooooraaaa!!’
Ze keek om richting de langgerekte roep en zag het lachende gezicht van Jacques. Ze sloeg haar armen om zijn hals om zoende hem hartstochtelijk.
‘Zo, dat noem ik nog eens een begroeting!’ hijgde Jacques zodra hij de kans kreeg. Hij sloeg een arm om haar schouders en ze wandelden richting het centrum.
Hij bekeek haar wipneusje en genoot van haar blonde haren die wapperden als gouden slingers in de zeewind. Wat is hij toch gek op haar!
Nora zag zijn blik en vroeg: ‘Waar denk je aan?’
‘Aan jou… antwoordde Jacques direct, …en of je zin hebt om naar de kermis op het Bodegaplein te gaan?’
‘Graag!’ glimlachte Nora.
Ze was helemaal vergeten dat er dit weekend een kermis was.
‘Kom, we gaan naar het reuzenrad!’

De schemering viel in en het was een drukte van belang. Harde muziek, schelle geluiden, gekleurde lichtflitsen, gelach, geroezemoes, alles klonk door elkaar.
‘Wat zijn er al veel mensen!’ schreeuwde Nora boven het geluid uit.
Jacques lachte knikkend. Hij wilde verder lopen maar Nora wees naar een suikerspinkraam.
‘Eerst iets lekkers!’ riep ze.
‘Bah te zoet, heb je daar echt trek in?’ Hij grimaste.
‘Hééérlijk!’ lachte ze plagerig terug. 
‘Oké, maar ik hoef niet. Straks neem ik een patatje, daar heb ik zin in.’
Nora knipoogde ondeugend tegen hem. ‘Dit is mijn voorgerecht… ‘ Ze bestelde een suikerspin, betaalde en plukte er een pluim vanaf. 
Jacques keek toe hoe ze met haar tong de suiker van haar lippen likte en voelde de opwinding naar zijn hoofd stijgen. Hij wilde haar vastpakken en kussen maar ze wees opeens naar iets achter de suikerspinkraam.
Daar stond een kleine, smoezelige kermiswagen.
‘Stond die daar net ook al?’ vroeg Jacques verbaasd.   
‘Geen idee. Wie zou daar in zitten? Een waarzegster?’
Nora snoepte van haar suikerspin en bekeek het wagentje van alle kanten.
‘Lijkt me niet.’ Jacques zag de nieuwsgierigheid in Nora’s ogen. Ze las geïnteresseerd het bordje op de grijze deur. Er stond alleen ‘OPEN’ op in oude, vervaagde letters. Verder zag het er vanbinnen donker uit.
‘Nora, kom…’ Jacques had het kermiswagentje direct al niets gevonden, maar nu deed het ding hem zelfs walgelijk aan. Hij kon het niet uitleggen waarom.
Ze klopte zachtjes op de deur.
‘Noortje, doe nou niet!’ siste hij.

De deur opende zich geruisloos zonder gepiep of gekraak.
En dat zou je juist verwachten bij zo’n oud ding, dacht Jacques verwonderd.
Met tegenzin volgde hij haar en het eerste dat hem opviel was de grote ruimte in de kermiswagen. En het tweede: er was niemand.
Raar, dacht hij.
Nora was in haar element. Ze vond de kraam lelijk van buiten maar de binnenkant maakte alles goed. Het duister werd verlicht door wel honderd brandende kaarsjes en overal hingen kleurige doeken en lagen bonte kussens.  ‘Prachtig, vind je niet?’ zei ze ademloos.
‘Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Het is hier …eh…apart.’
Nora lette niet op zijn argwaan, ze zag opeens een kast waarop wel twintig afgedekte bollen stonden. Ze liep er heen met gefronste wenkbrauwen.
‘Waarom is hier toch niemand!’ fluisterde Jacques op indringende toon.
Nora zweeg. Ze bekeek de bollen van dichtbij en had de neiging zo’n doek eraf te trekken maar durfde het niet.
‘Wat zit daar onder?’ vroeg ze aan Jacques.
‘Je zou bijna aan mensenhoofden denken! Hij was boos want hij wilde hier weg.
Nora lachte schamper. ‘Doe eens normaal!’
Maar net toen ze haar hand uitstak om zo’n bol aan te raken, klonk er een grauwende stem: ‘Dat zou ik maar niet doen!’
Verstijfd van schrik zagen Nora en Jacques een duister figuur helemaal gekleed in het zwart. Een verwrongen gezicht was bedekt met fijnmazig gaas waarachter ronde zwarte oogjes naar buiten keken. Punttanden blonken in het kaarslicht.
Ze konden geen woord uitbrengen.
‘Ik krijg niet vaak bezoek omdat alleen ik bepaal wie mijn mooie kleine kermiswagen binnen mag.’ De figuur schuifelde kronkelend op hen af. ‘En een verliefd stelletje had ik nog niet!’
‘Ik denk dat wij maar eens moesten gaan,’ zei Nora haastig. Het zweet stond in pareltjes op haar bovenlip. Jacques had gelijk, er was hier iets heel aparts aan de hand, ze moesten weg en snel.
Ze draaiden zich om maar de deur waardoor ze binnen waren gekomen was verdwenen.

Het monsterachtige wezen giechelde op een bezitterige manier.
Ze kregen de schrik van hun leven toen ze een vinger zonder huid tevoorschijn zagen komen vanonder een zwarte mouw. De skeletvinger tekende een denkbeeldig rondje in de lucht en plots waren ze omringd door een kaarsencirkel van vuur.
Het monster trok vervolgens snel een doek van zo’n bol af. Deze was van helder glas en leeg.
Daarna trok het overal de doeken vanaf en wat ze zagen kwam in hun ergste nachtmerries niet voor: in elke bol zat een mens ter grootte van een duim.
Sommige mensen krijsten en huilden. Anderen lagen verkrampt op de grond met gesloten ogen. Verder waren de bollen leeg.
‘Wat vinden jullie van mijn mini-mensjesverzameling?’ vroeg het wezen met grauwende stem.
Nora en Jacques schreeuwden. Ze wilden uit de vuurkring stappen maar de verzengende vlammen likten aan hun benen.
‘Ik heb zo’n geluk, jullie hebben vast veel over voor elkaar!’ giechelde het monster en greep toen vliegensvlug met zijn skelethanden Jacques’ nek in een wurggreep.
Nora gilde. Ze probeerde Jacques los te trekken maar miste.
Jacques’ ogen puilden uit zijn kassen, zijn tong hing uit zijn mond. Als een slappe vaatdoek onderging hij zijn gedaanteverwisseling. Nora zag hem krimpen en toen zat ook hij in een bol van glas. Hij keek even beduusd en begon toen te schreeuwen maar ze verstond hem niet. Hij sloeg keihard met zijn vuisten tegen de binnenkant maar tevergeefs. Zijn ogen stonden machteloos.
‘Ik ga hulp halen, Jacques!’ brulde Nora.
Het was de laatste keer zijn dat ze hem ooit nog zou zien.

Geobsedeerd bekeek het monster zijn mensencollectie en Nora ontdekte dat de plek waar Jacques de brandende cirkel had verlaten vuurvrij was.
Zonder nadenken sprong ze uit de cirkel, greep een krukje en sloeg keihard op het verraste monster  in. Het wezen deinsde achteruit en Nora zocht koortsachtig naar de uitgang. Waar was die?
Opeens ontwaarde ze een smalle deur, gaf een duw en wurmde zich naar buiten. Achter haar in de wagen hoorde ze het monster boos gillen. Toen werd het stil.
Ze wankelde en zag mensen lopen die haar ook zagen maar niemand stopte, iedereen liep gewoon door.
‘Help! Mijn vriend…daar zit een monster …help me alstublieft!’ hakkelde Nora. Ze zakte ineen en huilde. Ze keek over haar schouder en zag de suikerspinkraam met de man die haar er één had verkocht. Waar was die monsterachtige kermiswagen gebleven?
‘Ik was hier met mijn vriend! Weet u nog?’ Nora veegde het zweet uit haar gezicht.
‘Wat? Ik heb u nog nooit gezien.’ De man toonde geen emotie.
Nora was perplex. ‘En waar is die kleine kermiswagen die achter u  stond?’ krijste ze.
Het gezicht van de man bleef strak toen hij zei: ‘Ik ben de enige in deze hoek. Achter mij staat niets…’ Hij grijnsde opeens scheef en Nora zag kleine puntige tanden glinsteren in zijn mondopening. Ze hief afwerend haar handen omhoog en begon weer te huilen. “Nee!” Ze strompelde verder. Dit moest een droom zijn: de wagen was weg, Jacques was weg, waarom voelde het allemaal zo echt? Nora zag het groepje mensen dat naar haar keek. Een aantal lachte haar uit. Ze veegde het snot van haar neus en wijzigde haar richting. Ze ging naar het strand.

Het nu
Nora staat met haar voeten in de branding en heeft geen tranen meer.
Ze kijkt voor het laatst naar het verlichte reuzenrad. Het draait en ze hoort mensen lachen. In trance loopt ze de zee in tot aan haar middel.
‘Jacques! Ik kom naar je toe!’ roept ze schor en loopt verder tot haar hoofd uiteindelijk onder water verdwijnt. Alleen haar gouden haren drijven nog enige tijd als slingerend zeewier op het wateroppervlakte. Het is donker en er is niemand die haar heeft gehoord of heeft gezien. Dan is ze weg. Voorgoed. Net als Jacques.





maandag 3 december 2012

Kerstverhaal: 'Een ster is geboren'

De sneeuw kraakte onder zijn winterlaarzen. Het was het enige geluid dat hij hoorde want verder was het stil, geen dier piepte, geen zuchtje wind liet de takken kraken. Hij keek omhoog naar de lucht die vreemd purper oogde en naar de maan die vol aan de hemel prijkte en baande zich verder een weg tussen de naaldbomen, dieper het besneeuwde bos in. Na een minuut of vijf rechtdoor te hebben geploeterd splitste het pad zich in tweeën.
Hij bleef staan en dacht weer aan wat ze tegen hem had gezegd: ‘Bij de tweede splitsing ga je links.’ Hij hield zich aan haar routebeschrijving en merkte dat de bomen in hoeveelheid toenamen en het pad smaller werd. De sneeuw stoof rond zijn benen omhoog. En opeens zag hij het.
Aan het eind van de weg een beetje verscholen in de rechterberm. Het straalde fel, zoals ze had verteld. Ademloos keek hij ernaar terwijl hij zijn handen dieper in de zakken van zijn parka duwde. Zijn ogen konden zich niet losmaken van de vreemde gloed onder de witte sneeuw, alsof iemand een sterke lamp onder een deken had verstopt.

Zijn vrouw had het gisteravond ontdekt toen zij met hun twee honden een dosis frisse lucht wilde halen.
Ze had er niet naar toe durven gaan en hij begreep wel waarom. De gloed was intens en hoe langer hij er naar keek hoe erger dat werd. Het zinderde, danste en wisselde in helderheid. Terwijl hij gefixeerd staarde dacht hij aan zijn hoogzwangere vrouw en hoe ze gisteren verkleumd en van streek in de hal van hun huis had gestaan. Ze had zo onsamenhangend gesproken dat hij er pas iets van had begrepen toen ze gewikkeld in een plaid met een beker warme chocolademelk naast hem op de bank zat en hun twee border collies aan hun voeten lagen. De honden hadden het als eerste gezien; ze waren een eind voor haar uit gerend en ze had hen in de verte horen janken. Door haar zware buik had ze niet harder kunnen lopen dan ze al deed en het zweet was haar uitgebroken omdat ze opeens met grote angst aan haar vorige zwangerschap had gedacht, die een paar dagen voor de uitgerekende datum helemaal verkeerd was gegaan. Rauw verdriet stroomde direct door haar lichaam. Ze had de honden om een licht in de grond zien cirkelen. Een verborgen licht, dat dwars door de sneeuw omhoog scheen. Ze was stokstijf blijven staan en de honden direct kortaf gecommandeerd: ‘Kom Meta, kom Pier!’ Aarzelend waren ze bij haar gekomen, maar op het pad terug naar huis hadden de dieren regelmatig met gespitste oren, zachtjes jankend stil gestaan en achter zich gekeken.
Zij had zichzelf geforceerd door te lopen.

Hij hurkte bij het licht neer, zijn ogen tot spleetjes geknepen en hij begon de sneeuw weg te schuiven. Al gauw groef hij sneller. Het licht was inmiddels zo fel dat hij zijn ogen sloot en op de tast verder ging tot zijn vingers onverwacht tegen iets hards aan stootten. Ze omsloten het stevig, trokken eraan en met een zacht plof-geluid kwam het los. Direct stond hij in het donker. Het licht had zich gedoofd en het leek of het alleen in zijn fantasie had bestaan. Zijn geprikkelde pupillen pasten zich dankbaar aan het donker aan en hij kon in het schijnsel van de maan een klein doosje zien met een klipje dat het dekseltje stevig dichthield. Een paar seconden bleef hij zo staan, zijn hart trilde, zijn handen ook…wat was dit? Zou hij het mee naar huis nemen of het hier ter plekke openmaken? Terwijl hij daar over nadacht zag hij hoe het oude klipje langzaam uit zichzelf losschoof. En voor hij goed en wel besefte wat er gebeurde, klapte het dekseltje met zo’n vaart open dat hij zijn evenwicht verloor en in de sneeuw viel. Als betoverd zag hij een bundel licht met een enorme snelheid omhoog schieten. Het was een gouden ster. En wat voor één! Nog nooit van zijn leven had hij zo’n machtig grote gezien, met zo’n gigantisch stralengordijn om zich heen. En de ster stond vooral heel laag aan de hemel…recht boven…hun huis.

Zijn hart stond met een schok stil en opeens doodsbang besefte hij dat zijn hoogzwangere vrouw alleen thuis was. ‘Nee! Laten we niet weer ons kind verliezen!’ schreeuwde hij vanuit een schrijnend voorgevoel. Hij begon te rennen, de tranen stroomden warm over zijn ijskoude gezicht, het doosje lag achtergelaten in de sneeuw. Zijn ogen haakten zich aan die vreemde ster, die fonkelende, pulserende ster boven hun huis. Maar hoe hard hij ook liep, hij stond plots stil toen hun huis in zijn gezichtsveld kwam want de ster had zich als een dikke glanzende mantel erover heen gespreid. Verbaasd zag hij dat ook de voordeur schitterde in sterrenstof en toen langzaam openzwaaide. Dat was ook het moment dat hij een baby hoorde huilen. In slow motion voerden zijn benen hem naar binnen en hij zag zijn vrouw met stralende ogen en glanzend gezicht met een wolk van een baby in haar armen. Haar zachte stem klonk hem als muziek in zijn oren: ‘We hebben een zoon!’ Hij zonk naast haar neer en omhelsde teder zijn vrouw en kind. Wat later zei ze: ‘Opeens was er een groot helder licht en ik viel in slaap…ik weet niet voor hoe lang…maar toen ik wakker werd lag onze baby op mijn borst, gezond en wel!’ ‘Oooh…de ster…’ fluisterde hij en heel even liet hij zijn vrouw en zoon los om buiten omhoog te kijken en hij zag nog net op tijd dat de heldere ster kleiner werd en met een lichtflits in het dichte bos verdween. Terug in het doosje….maar niet als een duveltje! dacht hij vol emotie.
‘D-dank U wel…God b-bent U dat…?!’ hakkelde hij, bijna vragend in de koude nachtlucht. Hij zweeg even alsof hij een antwoord verwachtte maar het bleef stil. Toen ging hij weer naar binnen en sloot de deur zacht achter zich.